vakantie				= holiday / vacation
zomer vakantie				= summer holidays
een vrije dag				= a day off
vakantie nemen				= to take a holiday
in de vakantie				= during the holidays
met vakantie gaan			= go on holiday
Waar ga je met de vakantie naartoe?	= Where are you going for your holidays?	
haven					= harbour
zee 					= sea
schepen  				= ships
boten  					= boats
strand 					= beach
duinen					= dunes
zon 					= sun
wind 					= wind
regen					= rain
het regent				= it is raining
bos					= forest
bergen					= mountain
weer (vvorspellingen)			= weather (forecast)
onweer					= thunderstorm
bliksem					= lightning
sneeuw 					= snow
hagel 					= hail
hagelbui				= a shower of hail
meer					= lake
zwemmen					= to swim
bruin worden				= get a tan
verbranden				= (get) sunburnt
tent  					= tent  
caravan 				= caravan
hotel  					= hotel  
jeugdhotel				= youth hostel
met het vliegtuig			= by plane
koffers					= suitcases
baggage					= luggage
in de kofferbak van de auto		= in the trunk / in the boot
met de bus				= by bus
met de auto				= by car
met de fiets				= by bike
fiets					= bicycle / cycle / bike
te voet					= on foot
skiën  					= skiing
skipak 					= ski-suit
skischoen				= ski-boot
luieren					= lazing
fototoestel / camera			= camera
foto’s					= photos
handtas					= handbag
geld 					= money
portemonnee				= purse 
paspoort				= passport
kleren					= clothes
zwempak 				= bathing–suit
zwembroek				= bathing-trunks 
zwembad					= swimming - pool
mijlen 					= miles
kilometres				= kilometres
reizen					= travel
tas					= bag
haast					= hurry
weg					= road
rondleiding				= guided tour
museum					= museum
licht accent				= slight accent
prettig verblijf			= enjoy your stay
verdwaald				= lost
Kunt u ons de weg wijzen ?		= Could you tell us the way ?
aan de andere kant van			= on the other side of
neem de eerste straat			= take the first street on the
rechts / links				= right / left
volg de straat				= go through that street
rotonde					= roundabout
sla linksaf				= turn left
verkeer					= traffic
auto 					= car 
bus 					= bus
trein  					= train
taxi					= cab
steek de straat over			= cross the street
aan je rechterhand			= on your right
rechtdoor				= straight on
bord					= sign
ik begrijp het niet			= I don’t understand
ik zal langzamer praten			= I’ll speak more slowly
de tweede straat			= the second street
tot aan					= as far as
brug 					= bridge